'Ik ben een moeder die het kind van een ander heeft doodgereden'

Perte totale: onschuldige daders getuigen

Eén seconde te laat geremd, één tel verstrooid, één keer pech en je kunt iemands dood op je geweten hebben. Denk niet te snel: wegpiraten. De veroorzaker blijft vaak zelf gebroken achter. 'Ik kon er niets aan doen, maar tóch voel ik mij een moordenaar.'

Nathalie Carpentier - De Standaard Weekblad, 23 januari 2016

' Dag meisje in Borculo. Op je fiets zonder enige verlichting in je donkere kledij. Je fietste in de regen over het industrieterrein. Ik kon jou echt niet zien. Ja, op het allerlaatste moment, ik moest vol in de remmen met vijftig ton. Dat ging allemaal nog maar net goed, hé! Ben jij ook net zo geschrokken als ik?'

In een emotionele open brief aan het onbekende meisje schreef de Nederlandse truckchauffeur Peter Hagenaars vorige week zijn angst van zich af op Facebook. Hij drukte het fietsertje en haar ouders op het hart om de volgende keer alsjeblief wél verlichting te gebruiken. Het bericht werd 95.000 keer gedeeld en 122.000 keer geliket. Net omdat hij haar niet gefrustreerd een tik op de vingers gaf, maar zich oprecht bezorgd toonde. Het laatste wat de trucker wil, is een kleine meid aanrijden. Hij is er zelf als de dood voor dat zijn kinderen iets zou overkomen in het verkeer.

automatische piloot

De brief raakte bij Sofie* een open zenuw. Hij katapulteerde de jonge Oost-Vlaamse vrouw meteen terug naar die fatale lentedag. Ze reed na een bezoek aan haar ouders terug naar huis, haar vertrouwde route. De kinderen zaten vastgegespt op de achterbank, zij hield haar ogen gericht op de baan. Het wegdek was droog, ze reed niet te snel, ze had niet gedronken, ze zat niet te prutsen met haar smartphone. En tóch.

'Ik heb niets gezien, zelfs geen flits. Ik hoorde alleen een doffe klap tegen de auto, mijn zoontje begon te gillen op de achterbank: “Mama, onze ruit is kapot!” Daarna zag ik in de achteruitkijkspiegel een schoen en een fiets liggen. Was het een oude man, een vrouw? Pas toen ik uitstapte, zag ik haar in de berm liggen. Een meisje, een kind nog.'

Haar hart stond stil, haar brein schakelde over op automatische piloot. Dit was erg, heel erg. Ze belde de hulpdiensten, enkele buren snelden toe. De ambulance arriveerde vrijwel meteen, maar het meisje reageerde al niet meer. 'Ze is ter plaatse gestorven.'

Nadat ze haar eigen kinderen uit de wagen had gehaald, drong de rauwe waarheid pas tot haar door. 'Als mama zou ik alles doen om mijn kinderen te beschermen, en nu had ik zélf een kind doodgereden. Niet met opzet, maar toch. De politie die komt melden dat je kind is verongelukt, is de nachtmerrie van elke ouder.'

Ze rilt. Sofie aarzelde om dit interview te geven. Ze draagt een vrolijk, felgekleurd truitje, haar gezicht is bedrukt. 'Ik sta stijf van de zenuwen', bekent ze. 'Ik heb hier heel gemengde gevoelens bij. Ik wil vooral de ouders niet kwetsen. En ik wil al helemaal niet de indruk wekken dat ik de schuld van mij wil afschuiven.'

'Ik scháám mij voor wat er gebeurd is, maar ik heb wel behoefte om erover te praten. Hoe voorzichtig je ook bent, een ongeval vernielt zo veel levens. Ook dat van de veroorzaker.'

Sinds die dag is niets meer hetzelfde. Dat het een kind was, maakte de schok nog groter. 'Dat meisje had nog haar hele leven voor zich. Ik heb die ouders niet alleen een kind, maar ook een stuk van hun leven ontnomen, ze moeten dat zelfs bijna lijfelijk voelen. Ik wil het niet vergelijken, maar ik heb zelf enkele miskramen gehad. Ik voelde me daardoor al zo leeg, ik had echt hartenpijn. Dit is nog zoveel erger.'

'Ik voelde me zo schuldig, zo machteloos. Ik wou het goedmaken, er zíjn voor die ouders. Wat natuurlijk niet kan, ik was wel de laatste persoon van wie ze troost wilden. Ik wou hen spreken, zodat ze wisten dat ik dit absoluut niet gewild had. Dat ik een verantwoordelijke chauffeur ben, een bezorgde moeder, geen roekeloze wegpiraat.'

'Het wordt je erg afgeraden om de nabestaanden zélf te contacteren. Ik heb mijn contactgegevens aan de politie mee gegeven en een briefje geschreven dat het mij verschrikkelijk speet. Ik weet niet of ze het ooit hebben willen lezen.'

Buiten dienst

Zelf schakelde Sofie onbewust over op overlevingsmodus. 'Ik richtte mijn aandacht op mijn eigen kinderen. De oudste speelde het ongeval vaak na. Als hij er vragen over stelde, hield ik me sterk. Tot ik 's avonds zat te waken bij het bed van mijn jongste, een slechte slaper, dan stroomden de tranen over mijn wangen.'

De eerste maanden durfde ze amper de straat op. 'Ik was bang dat iedereen me meteen met de vinger zou wijzen, me zou zwartmaken. Op een familiefeestje ontmoette ik een man die als kind een broer had verloren in een ongeval. Hij was nog altijd razend op die chauffeur. Ik kon door de grond zakken van schaamte, toen ik hem zag.'

Haar handen trillen. 'Niemand heeft me ooit iets verweten, maar ik verwijt mezelf van alles. Ik wéét dat ik geconcentreerd reed, maar ik ben ook iemand die veel piekert. Ik overloop geregeld moeilijke gesprekken in mijn hoofd. Misschien was ik toen ook even in gedachten verzonken en was dit een les?'

'Welke straf de rechtbank mij zou geven, kon mij weinig schelen. Mijn zwaarste straf was het oordeel van de ouders. Hoe zij naar mij keken. Ik was zo bang dat ze kwaad zouden blijven, mij zouden zien als iemand die fluitend voortleefde.'

De werkelijkheid was anders. Een sticker van de vzw Ouders van Verongelukte Kinderen, een krantenbericht, de minste opmerking kon Sofie helemaal uit het lood slaan. 'Na een tijd kreeg ik allerlei kwaaltjes. Felle hoofdpijn, nekpijn, slapeloosheid, onverwachte bloedingen. Mijn lichaam haperde, ik functioneerde niet meer, ik kon niets meer verdragen. Toen ik hoorde dat de ouders instemden met herstelbemiddeling via een psycholoog, ben ik ingestort. Alle verdriet en angst kwamen in één keer naar boven.'

Ook al wou ze zelf contact, het beangstigde haar enorm. 'Ik dacht dat ze vooral mijn versie van de feiten wilden horen, maar ze vroegen zich af ik er nog wel eens aan dacht.' Bij de herinnering springen de tranen haar opnieuw in de ogen. 'Natúúrlijk, ik ben daar voortdurend mee bezig. Het overschaduwt mijn hele leven. Al besef ik dat mijn verdriet peanuts is in vergelijking met hun pijn.'

'Bij het begin van het schooljaar berekende ik telkens in welke klas ze zou hebben gezeten. Ik vergeet geen enkele verjaardag. Ik heb met een leerkracht van haar gesproken, een vriendin is naar de begrafenis geweest. Ik wilde weten wat voor iemand ze was. Ik ben ook geregeld teruggekeerd naar die plek, ik had dat nodig. '

Stilte. 'Nu kan ik er stilaan over praten, maar het lijkt dan alsof ik het over iemand anders heb. Het blijft onwezenlijk, hoe is het mogelijk dat ík zoiets heb gedaan?'

Ze volgt therapie, dat helpt. Maar dat de ouders naar haar wílden luisteren, betekende het meest. 'Ze weten nu dat ik dit óók niet gewild heb. Ik hoop dat ze daardoor misschien met mildere ogen naar mij kijken. Zij hebben mij met die bemiddeling waarschijnlijk meer geholpen dan ik hen.'

Isolement

Het oordeel van de nabestaanden is vaak - hoe kan het anders? - bikkelhard. Het kost soms bovenmenselijk veel moeite om in diepe rouw het verdriet aan de andere zijde te willen zien, áls het al kan, weet Sabine Cocquyt. Zij verloor zelf haar beide ouders in een ongeval, haar zoon hield er een handicap aan over. De dader was in haar ogen niet minder dan een moordenaar, die haar alles had ontnomen.

Tot ze aan de praat raakte met een man die jaren later nog kapot was van het dodelijke ongeval dat hij mee veroorzaakt had. 'Toen besefte ik dat ook veroorzakers enorm veel verdriet kunnen hebben.' Het mondde uit in het boek Mij overkomt het niet, waarin Cocquyt vijf veroorzakers interviewde. 'Ook voor hen bleek het veel zwaarder dan ik dacht. Vaak leggen ze zichzelf een soort isolement op. Een vrachtwagenchauffeur die een kind had aangereden bij een dodehoekongeval, waagde zich daarna alleen nog buiten op de brommer en met de helm van zijn zoon op, zodat niemand hem zou herkennen.'

'Hun relaties lijden eronder, sommigen verliezen hun werk. Ze zwijgen er liever over, vinden dat ze geen recht van spreken hebben, terwijl praten helpt. Ook al mag je geen wonderen verwachten, ik pleit nu voor zo veel mogelijk herstelbemiddeling met het slachtoffer of de nabestaanden. Elkaar in de ogen kijken kan helen.'

'Met een slachtoffer voelen we makkelijk sympathie, met de dader vereenzelvigen we ons liever niet. Het is comfortabeler om het zwart-wit te bekijken, terwijl iedereen door pech of één seconde onoplettendheid een zwaar ongeval kan veroorzaken.'

Sinds de Staten-Generaal voor de betere opvang en begeleiding van verkeersslachtoffers kunnen ook veroorzakers van ongevallen hulp krijgen. Bij het Centrum Algemeen Welzijnswerk van Dendermonde, project verkeersongevallen, klopt nu jaarlijks een twintigtal veroorzakers aan, zegt hulpverleenster Sigrid Engelen. 'Dat blijft een kleine minderheid, velen vinden dat ze geen hulp verdienen. Terwijl ze er evengoed van afzien. Ze worstelen vooral met gevoelens van schuld en schaamte. Ze blijven zich afvragen hoe ze het hadden kunnen voorkomen, zelfs al valt hen wettelijk niets te verwijten. Ze willen iets goedmaken, maar tegelijk sluiten ze zich af, omdat ze bang zijn dat anderen hen zullen veroordelen.”

'De meesten willen graag hun spijt betuigen, al verwachten ze niet dat die ook meteen aanvaard wordt. Voor wie toch een soort van vergiffenis krijgt, is dat ontzettend belangrijk. Dat verzacht hun schuldgevoel, maar helemaal weg gaat het nooit. Ook hun leven is nooit meer als voorheen.'

Flashback

Voor Bart* verloor het leven alle glans, nadat hij een man met zijn bus had aangereden. 'Als buschauffeur passeer ik die plek nog vaak. Telkens zie ik in gedachten die man weer liggen in die hoek. Ik krijg dan nog altijd een krop in de keel, meer dan eens moet ik huilen.'

De Brusselse veertiger - een zachtaardige, ietwat bedeesde man - kan er nog maar sinds kort over praten zonder emotioneel te worden. 'Dat heeft me zeker tien jaar gekost.'

'Ze hebben me al vaak gevraagd hoe het mogelijk is dat ik nog met de bus rijd. Ik ben door de hel gegaan. Ik twijfelde erg of ik wel een goede chauffeur was. Ik maakte daarna allerlei stomme, kleine foutjes, maar tegelijk sterkte het mijn zelfvertrouwen ook weer om te rijden. Ik doe dit werk graag, het was een houvast.'

Zijn werkdag zat er bijna op, toen Bart die avond een brede Brusselse steenweg opreed. Hij weet het nog precies: hij reed 65 kilometer per uur waar hij 70 mocht, toen hij het donkere kruispunt naderde. 'Plots dook voor mij een slanke, vrij jonge man op. Een fractie van een seconde, langer was het niet. Hij kwam van de andere kant. Hij wandelde niet, hij rénde de baan over. Ik kon niet meer remmen, ik heb hem geraakt. Hij was op slag dood.'

'Alle politiemensen die ik sprak, stelden me gerust: ik kon er niets aan doen, alles wees erop dat ik niet in fout was. Ik was gewoon op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Maar dat helpt niet. Van mijn vrouw mag ik het zo niet bekijken, maar sinds die dag voel ik mij een moordenaar. Dat is toch ook zo? Ik heb iemands leven afgepakt.'

Hij dacht dat het de familie van het slachtoffer kon helpen als hij persoonlijk uitlegde wat er was gebeurd. 'Ze dachten dat ik de waarheid niet vertelde. Ik vermoed dat ze nog in shock waren, ik kan hen dat niet kwalijk nemen, maar bij mij kwam dat heel hard aan. Daarna ben ik ingestort.'

Het liet hem niet meer los. 'Ik had een man gedood. Vaak schoot ik midden in de nacht rusteloos wakker en kon de slaap niet meer vatten. Tijdens nachtelijke wandelingen speelde ik telkens dezelfde film af in mijn hoofd. Waarom was hij onder mijn bus gelopen? Ik voelde ook steeds vaker een innerlijke woede opkomen. Dan vloog ik uit tegen mijn kinderen, werd kwaad om niets.'

Sprint

Hoe langer, hoe meer verloor Bart interesse in de gewone dingen, hij gleed af naar een depressie. 'Ik heb zelfs aan zelfmoord gedacht. Om van dat schuldgevoel af te zijn. Gelukkig besefte ik óók nog welk verdriet ik mijn gezin dan zou aandoen.'

Enkele jaren geleden was hij opnieuw betrokken bij een zwaar ongeval. Een auto die twee levensgevaarlijke manoeuvres uitvoerde, kon hij maar nipt ontwijken. 'Het liep enkel goed af omdat ik juist gereageerd had, zei iedereen. Ik ben beginnen huilen als eenklein kind. Mijn baas begreep er niets van, hij vond dat zwak. Wat was het probleem, ik was toch niet in fout? Nu niet en toen niet. Leidinggevenden van transportbedrijven beseffen soms niet hoe diep zo'n dodelijk ongeval er bij beroepschauffeurs inhakt.'

Zo diep dat Bart een hartaanval kreeg voor zijn veertigste. 'Het was alsof er een olifant op mijn borst stond. Het had te maken met ongezond veel en langdurige stress. Sinds het ongeval is er een permanente onrust in mij geslopen. Ik heb mij vaak afgevraagd of ik het had kunnen vermijden. Misschien als ik vijf kilometer per uur trager had gereden? Had hij de overkant dan misschien wel gehaald? Ik weet dat ik niets kón doen - hij is gewoon onder mijn wielen gelopen - maar ik heb wel iemands vader, broer, geliefde gedood.'

'Het parket heeft mij die avond ondervraagd, maar daarna heb ik nooit meer iets gehoord. Ik heb jaren angstvallig de brievenbus in de gaten gehouden. Later vernam ik dat de man veel had gedronken en antidepressiva nam. Wou hij misschien dood? Het zou kunnen verklaren waarom hij recht voor mijn wielen is gelopen. Ik zag hem niet, maar hij móét mij hebben gezien. Waarom sprintte hij anders recht op mij af? Ik zal nooit een antwoord krijgen.'

'Voor anderen heb ik één goede raad: praat erover, ik heb dit te lang alleen gedragen. Mijn jonge collega's druk ik op het hart om niet sneller te rijden om tijd in te halen. Het leven kan zo voorbij zijn. En ik zou alle fietsers en voetgangers willen smeken: Alsjeblief, maak dat wij je zien! Let zelf ook op, soms zien we je écht niet.'

Loopgraven

Sinds Bart via Even-zeer lotgenoten leerde kennen, gaat het wat beter. Het contact, het begrip luchtte op. Guido Empereur richtte de zelfhulpgroep op, nadat hij zelf een zwaar ongeval had veroorzaakt. Zijn slachtoffer raakte levensgevaarlijk gewond, maar chirurgen wisten hem te redden.

Guido wou zo snel mogelijk zijn verontschuldigingen aanbieden, maar zijn verzekeraar floot hem terug. 'Volgens hem kwam dat neer op een schuldbekentenis. Het is uitgedraaid op een fikse ruzie. Ik heb het been stijf gehouden. Ik wou absoluut zeggen dat het me speet, dat betekende toch niet dat ik ook schuldig was? Daar moest de politierechtbank over oordelen. Het mag toch een beetje menselijk blijven?'

Hij schrok toen hij het slachtoffer zag liggen in het ziekenhuis, gehuld in een harnas. 'Ik verwachtte allerlei verwijten, maar de man brak zelf meteen het ijs. “Kom maar binnen,” zei hij, “ik bijt niet”.'

Sindsdien dringt Guido er bij lotgenoten op aan om - indien mogelijk - vóór het proces contact op te nemen met het slachtoffer of de nabestaanden. 'Schakel een bemiddelaar in die weet hoe je dat aanpakt. Doe het voor beide partijen zich in de loopgraven verschanst hebben om hun verdediging op te bouwen. In de rechtszaak worden financiële en juridische kwesties afgehandeld. Dat is niet de plaats noch het moment om je emoties voor het eerst over te brengen.'

'Je kunt het ongeval nooit ongedaan maken. Je kunt de schade niet herstellen, maar soms helpt het om een constructieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Voor mij is dat die lotgenotengroep, een andere chauffeur probeert zijn gemeente verkeersveiliger te maken. Een jonge kerel die op nieuwjaarsnacht een meisje heeft aangereden, is nu chauffeur voor de Responsible Young Drivers. Ieder probeert zo'n drama op zijn manier zin te geven.'

Vaak bellen ze Guido om raad. Ook Bart vroeg hem of het wel een goed idee was om foto's te maken van de plaats van het ongeval? Als het kon helpen, moest hij het vooral doen, was het antwoord. Bart: 'Ik heb dat kruispunt vanuit elke mogelijke hoek gefotografeerd. Thuis heb ik die foto's urenlang bekeken. Vraag me niet hoe of waarom, maar dat heeft mij wat tot rust gebracht.'

'Later, toen ik in zak en as zat, ben ik eens halsoverkop met mijn motor naar Scherpenheuvel gereden. Ik ben nochtans geen kerkganger, ook niet gelovig. Ik heb er wat rond gewandeld en heb in de basiliek een tientje gekocht: een ketting met een kruisje en tien bolletjes aan, eentje per weesgegroetje.'

Hij klopt even op zijn broekzak. 'Die kleine dingen hebben mij mee uit die put getrokken. Sindsdien heb ik dat bij me, als ik met de bus rijd. Ik ben het nog geen enkele dag vergeten. Het is mijn talisman.'

***

De avond na ons gesprek belt Sofie ons op. Om te verwoorden wat ze die ochtend niet gezegd kreeg. 'Ik verwacht niet dat haar ouders mij vergeven, dat zou te veel gevraagd zijn. Ik moet het eerst mezelf kunnen vergeven. Dat vind ik het moeilijkst. Daarom verzwijg ik dat ongeval liever als ik nieuwe mensen ontmoet. Ik wil niet dat ze het weten. Omdat ik zelf nog niet kan aanvaarden dat ik ook dát ben: een moeder die het kind van een ander heeft doodgereden.'

* De namen en enkele details zijn gewijzigd om de privacy te waarborgen.

Meer info: rondpunt.be (vzw die ijvert voor opvang van alle verkeersslachtoffers; suggnome.be (forum voor herstelrecht en bemiddeling), Even Zeer: sites.google.com/site/evenzeer en evenzeer@gmail.com.

'Mij overkomt het niet' van Sabine Cocquyt is uit bij Epo.

Saskia Sassen en Richard Sennett, het koningskopppel van de sociologie

Saskia Sassen en Richard Sennett, het koningskoppel van de sociologie

'Het is zó fijn om met jou getrouwd te zijn. Jij had mijn boek moeten schrijven'

Ook na dertig jaar huwelijk blijven de sociologen Saskia Sassen en Richard Sennett nieuwsgierig naar elkaars standpunten. 'We zijn allebei van dezelfde draaikolk vertrokken, om er daarna andere richtingen mee uit te gaan.' Een hoogst uitzonderlijk en niet alleen daarom bijzonder dubbelinterview.

Nathalie Carpentier - De Standaard Weekblad - 7 mei 2016

Richard Sennett (73) opent de deur op zijn sokken. Rood-zwart gestreepte. In de woonkamer van hun zonnige loft in centrumLonden ligt zijn cello al klaar naast de piano, voor een repetitie straks. Sennett - geboren in Chicago als zoon van een Russische migrant - koos voor een academische carrière, toen hij na polsproblemen een loopbaan als professioneel cellist vaarwel moest zeggen. Hij speelt nog in een kamerensemble, onder meer met Alan Rusbridger, ex-hoofdredacteur van The Guardian.

Iets later heet zijn echtgenote, de Nederlands-Amerikaanse Saskia Sassen (66), ons snel hartelijk welkom en verdwijnt weer om zich op te frissen. 'Het was nipt. We zijn allebei nog maar een uurtje terug.' De twee academici verdelen hun tijd tussen Londen en New York - hij doceert aan de New York University en de London School of Economics, zij aan Columbia University. Daarbuiten vliegen ze de wereld rond voor lezingen en onderzoek.

Dat uithuizige leven maakt er hun band niet minder innig op. Na dertig jaar lief en leed blijkt de interesse in elkaars denken nog steeds oprecht groot, hun interactie bijzonder liefdevol, bijtijds plagerig flirtend. Een vriend omschreef hen in The Guardian ooit als 'een krachtcentrale, maar dan wel een erg mooie, humanistische krachtcentrale'.

Sennett, arbeidssocioloog en begenadigd schrijver, groeide met 'briljant onrustbarende' bestsellers, zoals De flexibele mens (1998) over de groeiende machteloosheid van het individu in het neokapitalisme, uit tot een van de invloedrijkste denkers over hedendaagse arbeid. Sassen is op haar beurt een wereldautoriteit op het vlak van globalisering en maakte naam met haar boek The Global City (1991). In haar jongste, Expulsions, beschrijft ze hoe de toenemende financialisering en het roofkapitalisme met zijn globale kapitaal- en investeringsstromen steeds meer mensen, maar ook land en natuur, uit de kernsamenleving duwen.

Hun werk overlapt - ze buigen zich allebei over het nieuwe kapitalisme, urbanisatie en de moderne samenleving, hun specialisatie verschilt. Sassen: 'We zijn allebei van dezelfde draaikolk vertrokken, om er daarna andere richtingen mee uit te gaan.'

Schapen tellen

Ze noemen zichzelf links. Sennett houdt ons een confronterende spiegel voor: zo beschrijft hij hoe opeenvolgende fusies en herstructureringen, kortetermijndenken en 'projectmatig werken in kameleonachtige instellingen, fungeren als een bijtend zuur dat vertrouwen en samenwerking wegvreet'. Sassen lijkt actiever iets aan die wereld te willen veranderen. Sassen: 'Ik ga verder in mijn engagement. Tijdens de crisis ben ik naar Griekenland gereisd. Zo steun ik nu de vroegere minister Yanis Varoufakis met zijn DiEM25- beweging (een pan-Europese beweging die progressieve krachten wil bundelen om een 'democratischer Europa' te realiseren, red.). Ik ben een beetje een activist. Ik vind ook dat we de conventionele politiek moeten verlaten. Maar jij bent toch ook geëngageerd, Richard?'

Sennett: 'Natuurlijk. Het democratische proces interesseert mij uitermate, maar het is niet mijn stijl om te zeggen wat er moet gebeuren. Ik gruw er ook van dat, zodra zich een probleem voordoet, academici met oplossingen moeten komen aandraven. Dan riskeer je complexe problemen te verengen tot hapklaar beleid dat voorbijgaat aan de realiteit.'

'Zo roept de huidige vluchtelingencrisis ook allerlei ethische en theologische vragen op en snijdt ze samenlevingskwesties aan waarvoor politici vandaag doof blijven. De huidige attitude tegenover vluchtelingen is trouwens gebaseerd op ontzettend veel misinformatie en onwetendheid. In Groot-Brittannië wordt beweerd dat we het ons niet kunnen veroorloven om al die vluchtelingen op te nemen. Dat is een compleet foute lezing van de vergrijzing hier. De bevolking wordt steeds ouder. Niet de jonge Britten zullen onze pensioenen betalen, maar migranten. Toch gelooft de meerderheid dat we onze oude dag kunnen veiligstellen, als die vluchtelingen wegblijven. Dat is hoe langer, hoe minder waar. Tenzij we onze vrouwen dwingen om elk vier kinderen te krijgen.'

Hij knipoogt even naar zijn vrouw. 'Dan zou jij nog een nieuw gezin moeten beginnen.' Sassen schudt lachend haar zilverwitte haren.

'Maar ernstig: Groot-Brittannië zou ook zo overbevolkt zijn dat er onmogelijk nog mensen bij kunnen. Ik weet niet hoe goed jij het land kent, maar in een groot deel ervan vind je alleen maar...'

Sassen: '... schapen!'

Sennett: 'Zo sluipen er allerlei fantasieën de discussie binnen. Waardoor je nu soms hoort dat Europa onder de voet gelopen wordt. Daarbij maakt het zelfs niet uit wie de “migranten” zijn: moslims, Polen, marsmannetjes. Het zijn “de anderen” met wie we niets te maken hebben.'

Glasoorlogje

Het druist in tegen alles waarvoor Sennett pleit in zijn jongste boek Together, waarvan de Nederlandse vertaling binnenkort verschijnt. In een samenleving waar het ' the winner takes it all'-principe steeds meer de toon zet, het er in het politieke theater almaar ruwer aan toe gaat, je vooral beter dan een ander moet zijn, ijvert hij voor een herwaardering van samenwerking en openheid voor wie anders is. Broodnodig als erg diverse bevolkingsgroepen noodgedwongen samenleven in een wereld die steeds meer tribale trekken krijgt: solidair met wie op je lijkt, agressief tegenover wie van je verschilt.

'Ik ga in mijn boek vooral op zoek naar manieren om die barrières tussen onszelf en die zogenaamde “andere” neer te halen', zegt hij. Sennett wéét uit ervaring hoe essentieel dagelijks, normaal contact met die gevreesde 'vreemdelingen' wel kan zijn. Nadat zijn vader hen berooid had achtergelaten, woonde hij als kind met zijn moeder in Cabrini Green, een sociale woonwijk in Chicago. Een handvol blanke gezinnen tussen een verpauperde, zwarte bevolking. De wijk was verworden tot een gewelddadig strijdtoneel. Bendes dwongen kleine kinderen om diefstallen te plegen. Er waren 'glasoorlogen', waarbij jonge bendeleden scherven naar elkaar slingerden.

In één gemeenschapscentrum speelden blanke en zwarte kinderen samen, ze maakten er hun huiswerk, of hingen wat rond. Het bleek een keerpunt voor die enkele zwarte leeftijdsgenoten die als volwassenen een beter leven wisten uit te bouwen, besefte Sennett, toen hij decennia later terugkeerde. Voor hen was het centrum een toevluchtsoord geweest, waar ze veilig waren voorde bikkelharde straatmentaliteit, waar ze even normaal met anderen konden omgaan. Daar werd de kiem gelegd voor 'open, niet- defensief, coöperatief gedrag dat maakte dat ze later hun weg buiten die gemeenschap vonden'.

Sennett: 'Ik werk nu aan een nieuw boek waarin ik me afvraag of stadsplanners via zulke centra op de grens tussen gesloten gemeenschappen meer “poreusheid” tussen beide kunnen creëren. Zodat ze zich op natuurlijke wijze gaan vermengen, zonder die uitwisseling te forceren. Zonder dagelijks contact met die “anderen”, zul je mensen uit homogene gemeenschappen die geen ervaring hebben met vreemdelingen, heel moeilijk meekrijgen in een beleid van tolerantie. Dan worden ze geleid door angst.'

Sassen: 'En worden ze gevoelig voor een extreem politiek discours.'

You're fired

Ze zien het met afschuw aan. Hoe de grofgebekte vastgoedmagnaat Donald Trump met elke uithaal naar immigranten of moslims aan aanhang lijkt te winnen.

Sennett: 'Je moet beseffen hoe diepgeworteld de rechterzijde in de VS is. Ik zie een historisch verband met racisme. Die natie is gebouwd op slavenarbeid. Tot vijftig jaar geleden had je nog vormen van raciale segregatie. Dat heeft een soort fundament gecreëerd. Zolang de VS een dominante wereldspeler waren en alles goed ging, werd dat onderdrukt. Maar nu een heleboel mensen zich in de steek gelaten voelen, vermengt dat zich met racisme tot iets vrij specifieks.'

'Trump heeft veel van zijn populariteit verworven met de belofte om 11 miljoen migranten die onwettig in de VS verblijven, het land uit te zetten. Dat neigt voor mij naar nazi-ideeën over onzuiverheid.'

Sassen: 'Daar ben ik het niet mee eens. Vergeet niet dat Trump een projectontwikkelaar is. Voor hem is alles één groot project, dat hij er desnoods met een bulldozer doorduwt. Het is alsof hij zijn mouwen opstroopt en zegt: “Jullie hebben last van die migranten. Ze kosten ons te veel. Wél, we gaan dat oplossen. We zetten hen buiten.” Voor mij past het in die mentaliteit, ik zie die nazi-kant niet.'

Sennett: 'Weet je wanneer bij mij alle alarmbellen afgingen? Met Trumps speech dat hij “Amerika weer groot kan maken”. Ik moest meteen denken aan Hitlers fameuze toespraken.'

Sassen: 'Trump is vooral zeer pragmatisch. De haat die hij bij burgers ziet tegenover immigranten, buit hij gewoon uit.'

Sennett: 'Is dat niet precies wat Hitler met de Joden deed?'

Sassen: 'Er zit geen grootse, uitgewerkte strategie achter zoals bij het Derde Rijk. Trump gaat vooral te werk als een gehaaide zakenman.'

Het roofdiertype dat u, meneer Sennett, beschrijft in uw boek?

Sennett: 'Ja, hij is de winnaar die meedogenloos alles pakt wat hij kan.'

Sassen: 'Ken je het reality-programma The Apprentice? Een afvalrace op tv op zoek naar de ideale kandidaat om een van Trumps bedrijven te leiden. Op het eind van elke aflevering zei Trump botweg tegen de slechtst functionerende kandidaat: you're fired.'

Sennett: 'Toen ik mijn boek De cultuur van het nieuwe kapitalisme schreef, heeft het gekriebeld om The Apprentice als model te gebruiken. (lacht) Ik wou dat ik het gedaan had.'

Waarom bent u ervan afgestapt?

Sennett: 'Het was te openlijk. Het neokapitalisme met zijn hyperflexibiliteit, nul-uurcontracten en erg onzekere arbeid wordt doorgaans overgoten met een in honing gedoopt laagje managerstaal. In The Apprentice was dat suikerzoete randje verdwenen. Daar kwam het ijskoud neer op: aanwerven of ontslaan.'

(Keert zich naar zijn vrouw) 'Maar dus, jij denkt dat Trumps uitspraken ook rijke mensen kunnen aanspreken?'

Sassen: 'Ik denk vooral dat je Trump niet met Hitler mag vergelijken. Het is niet omdat je dezelfde taal gebruikt dat het om hetzelfde racisme gaat. Bij Trump is het oppervlakkiger. De nazi's hadden gerenommeerde wetenschappers en intellectuelen die het discours mee uitwerkten. Dat maakte het razend gevaarlijk. Trumps populariteit steunt vooral op onwetendheid. Natuurlijk is het geen oplossing om iedereen buiten te zetten. Trump met Hitler vergelijken is alsof je Hitler zou banaliseren.'

Sennett: 'Dat wil ik zeker niet doen.'

Verborgen littekens

Heeft ze zich verdiept in nazi-Duitsland vanwege haar voorgeschiedenis? Sassens vader was in de oorlog bij de Waffen-SS in Nederland en vluchtte later met zijn gezin naar Argentinië. Meteen slaat de hartelijke sfeer om. 'Het antwoord is nee', zegt ze afgemeten. 'Richard weet veel meer over nazi-Duitsland dan ik.'

Sennett pikt snel de draad weer op: 'Ik denk dat je gelijk hebt dat Trump zal verslagen worden en verdwijnen. Hij weerspiegelt alles wat fout loopt in Amerika. Het gaat al zo lang de verkeerde kant op voor een aanzienlijke groep burgers.'

'Na de Tweede Wereldoorlog, toen de VS nog een functionerende progressieve staat waren, pleitte iedereen voor tolerantie tegenover arme immigranten. Helaas bleef een groep gewone mensen die het wél lastig hadden, toen onder de radar. Nadat ze decennia genegeerd zijn, lijken ze nu plots uit hun schuilplaats te komen.' Sassen: 'Na de Tweede Wereldoorlog geloofde iedereen dat kinderen het beter zouden krijgen dan hun ouders. De meerderheid ging er ook op vooruit. Maar je had óók een groep - een deel van die blanke arbeidersklasse - die niet profiteerde van die groei.'

Trumps aanhang is dus een uiting van opgestapelde wrok?

Sennett: 'Het speelt mee. Ik bestudeer wrok al lang. Toen ik nog erg jong was, heb ik een boek over Boston geschreven: De verborgen littekens van de blanke arbeidersklasse. Zij voelden zich in de steek gelaten door de linkse elite in de stad. Die identificeerde zich wel met arme zwarten, maar niet met hen, de blanke arbeiders.'

Sassen: 'Die werden vergeten. Richard zag hen wel. Vandaar die hidden injuries. Gewéldige titel, trouwens.'

Sennett: (straalt) 'Het is zó fijn om met jou getrouwd te zijn. Jij had mijn boek moeten schrijven.'

Sassen:(lacht) 'Het was gewoon uitstekend. Nu, vanaf de jaren 80 is die aanhoudende groei beginnen afnemen, de crisis was de finale klap die de onzichtbare erosie heeft blootgelegd. Vandaag hebben meer en meer mensen het moeilijk.'

Oude illusies

Zeker in Griekenland, een van de plekken waarop Sassen in haar boek Expulsions inzoomt. Omdat daar zichtbaar werd hoe brutaal het kapitalistische systeem mensen uit de samenleving kegelt.

'Ik heb fel geprotesteerd tegen de starre houding van Europa tegenover Alexis Tsipras. Ze bleven er maar op hameren dat de Griekse regering moest bezuinigen, terwijl ze al een kwart van de ambtenaren hadden ontslagen, zelfs ziekenhuizen hadden gesloten.'

'Europa weigerde in te zien dat dit om een systeemcrisis ging. Terwijl het bruto binnenlandse product per hoofd van de bevolking in véél Europese landen tussen 2009 en 2010 een dieptepunt bereikte, ook in Duitsland. In Griekenland was het extreem omdat daarbovenop een steenrijke elite van reders massaal belastingfraude had gepleegd.'

'Er wás een moment waarop Europa voor een andere strategie had kunnen kiezen. Minstens drie mensen zagen in dat Griekenland hulp nodig had: Christine Lagarde (de topvrouw van het IMF, red.), het hoofd van de Centrale Bank van Engeland en de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Maar het was van korte duur. Vrijwel meteen heeft Wolfgang Schäuble (de Duitse minister van Financiën, red.) met zijn ijzeren wil de discussie weer gedomineerd: ze moesten bezuinigen. Uiteindelijk is Tsipras geplooid.'

Dat momentum lijkt definitief gepasseerd.

Sassen: 'Het is een totale ramp. Nu zie je de economie stagneren in meer landen. Overal en op alles wordt bezuinigd. Iedereen verliest een beetje, vooral de midden- en arbeidersklasse krijgen het te verduren. Maar daarnaast heb je de top 20 procent die rijker wordt dan ooit tevoren.'

'Omdat dit erg complexe economieën zijn, blijft de boel wel draaien. Dat maakt het verwarrend. Omdat de façade mooi blijft, zie je niet meteen dat ze afbrokkelt. Het is niet zoals in de VS met die enorme crisis, toen iedereen migreerde, je weet wel de Grote...' (zoekt, kijkt Sennett even aan)

Sennett: 'De Grote Depressie.'

Sassen:(lachend) 'Ja! Dat is het.'

Sennett:(met pretlichtjes in de ogen) 'En jij hebt het Amerikaanse staatsburgerschap gekregen?'

Sassen:(giert het uit) 'Ach, in de VS noemen ze alles great. Toch?'

Andere experts stellen dat we nog nooit zo gezond, veilig en welvarend hebben geleefd als nu.

Sassen: 'De vraag is waarmee je vergelijkt. Tegenover honderd jaar geleden genieten veel meer mensen basisonderwijs, - gezondheidszorg en -voorzieningen. Maar als je vergelijkt met die jaren 50 tot 70, jaren met onafgebroken groei, dan zie je een scherp verschil.'

Sennett: 'Sommigen argumenteren dat wat onze generatie toen meemaakte de uitzondering is. Dat de onzekere en zwakke situatie waarin veel mensen vandaag leven, normáál is in het kapitalisme.'

Sassen: 'Mensen dachten lang dat het hun fout was. Die schaamte begint weg te vallen. Nu durven meer mensen toe te geven dat hun hoogopgeleide zoon of dochter géén job vindt.'

Toch blijven velen geloven dat je met genoeg talent en wilskracht de top kunt bereiken.

Sennett: 'Dat is de oude illusie van de meritocratie. Je kunt iedereen vertellen dat ze er wel zullen geraken, als ze écht goed zijn en keihard werken, maar finaal is er maar plaats voor één op vijf. Wat gebeurt er dan met die andere vier? Volgens de huidige Britse cijfers kan slechts één op veertien getalenteerde kinderen uit de arbeidersklasse hogerop klimmen.'

'Als docent zien wij voortdurend hoe jongeren verwachten dat ze met dat universitair diploma wel ergens een goede job zullen vinden. Dat er wel plaats is voor hen. (stilte) Maar dat is niet zo.'

Nogal rechtuit

Er zijn toch ook positieve evoluties? Het protest tegen internationale belastingontduiking van de rijken en multinationals groeit, er worden maatregelen genomen.

Sennett: 'Natuurlijk wel. Toen Together verscheen, mijn boek over coöperatie, reageerden sommigen lacherig. Was ik een dromer geworden? Maar sindsdien zijn er veel coöperatieven gestart, zie je een soort vernieuwing van de 19de-eeuwse sociaaldemocratie omdat het politiek systeem mensen in de steek laat.'

Zijn zulke kleinschalige 'revoluties' voldoende?

Sennett: 'Wat is genoeg? Je moet klein beginnen.'

Sassen: 'Natuurlijk is het niet genoeg. Maar dat betekent niet dat het er niet toe doet. Het is geen schaamlapje. Het begint met je af te vragen of we écht een multinational zoals Starbucks nodig hebben om koffie te drinken om de hoek. Elke franchise zuigt geld uit kleine gemeenschappen. Nee, herinvesteer in de lokale economie, gebruik de lokale kennis. Veel jongeren beseffen dat. En Bernie Sanders wist dat te vatten.'

Sennett: 'Een andere politieke partij aan de macht helpen, zal niet helpen. Er komt een grote politieke verandering aan in de toekomst. We zullen het systeem van onderuit moeten hervormen. Dat kan goed of slecht uitdraaien, het is alleszins beter dan mensen te vragen om nog maar eens voor dezelfde partijen te stemmen omdat het professionele politici zijn. Ze verraden je toch.'

Dat klinkt wel heel cynisch. Er zijn toch nog altijd politici die wél voor de gewone burger opkomen?

Sennett: 'Sommige politici zijn oké. Ik bedoel het ook niet cynisch. Mensen moeten vooral hun leven weer in eigen handen nemen. Zodat ze een groter gevoel van betrokkenheid krijgen, in plaats van passief toe te kijken.'

Sennett excuseert zich, hij heeft andere verplichtingen. Ik vraag Sassen nog even waarom die vraag over haar vader haar zo irriteerde.

'Waarom moet het bij elk gesprek over hém gaan? Over die fractie van mijn leven dat ik nog contact had met mijn familie? Ik wil gerust over hem praten, ik heb dat al in documentaires gedaan, maar niet te pas en te onpas. I have moved on completely.'

Is toen haar engagement niet ontstaan? 'Dat heeft niets met mijn vader te maken. Ik ben uit Argentinië vertrokken, toen ik 16 was. Ik heb in mijn eentje een boot genomen naar Italië, heb drie weken gelogen om in leven te blijven. Ik heb honger geleden. Ik wou mensen in armoede helpen, las daar boeken over. Dat kwam volledig uit mezelf.'

Sennett steekt zijn hoofd om de deur. 'Kom je, lief? We hebben een andere afspraak.' Ze neemt hartelijk afscheid. 'Neem het niet persoonlijk. Ik ben nogal rechtuit.'

Fikry El Azzouzi schreef voor Sara De Roo

'De titel van je eerste mail was: Ik ben niet kwaad. Waarna je een tirade afstak'

Actrice Sara De Roo vroeg schrijver Fikry El Azzouzi een monoloog voor haar te schrijven, over diversiteit. Hij deed dat, zij vond het niet goed. En toen begon het pas. 'Nu ben ik bijna blij dat je mijn tekst geweigerd hebt.'

Nathalie Carpentier - De Standaard/dS Weekblad - 4 juni 2016

Halfweg het gesprek legt Sara De Roo haar hoofd en haar slanke handen met een zucht op tafel, terwijl het onweer losbarst boven Antwerpen en het prachtige fabrieksgebouw waar ze huist met het toneelgezelschap Stan. 'Dit vind ik moeilijk, hoor. Hoeveel beeldende kunstenaars zouden een interview geven over een werk dat nog niet klaar is? En vertellen hoe moeilijk het creatieproces is geweest? Hoe hobbelig de weg? Maar ik vind: als je begínt te praten, moet je tot op het bot gaan. Dat is wat ik zelf ook het liefst lees: openhartigheid.'

En dus is ze dat zelf ook, over alle twijfels en onzekerheden waar ze de voorbije maand mee worstelde. De katholiek opgevoede, maar ongelovige theateractrice had schrijver en gelovige moslim Fikry El Azzouzi gevraagd om een monoloog voor haar te schrijven. Ze wilden praten over diversiteit, gelijkenissen en verschillen en kwamen onderweg vooral ook zichzelf tegen. Foeterend, wroetend en schrijvend vonden ze elkaar uiteindelijk toch. Al blijft het zoeken, meer vragen dan antwoorden. Daarom hieronder de weergave van een dubbelgesprek dat niet anders dan onaf kan zijn.

Het begon allemaal zo.

Sara De Roo: 'Ik wilde een brug slaan naar de andere gemeenschap. Ik was op zoek naar een vrouw. En toen kwam er een man.'

Fikry El Azzouzi:(lacht) 'De directeur van de Monty zei me dat Sara graag met mij wou samenwerken. Toen we aan de toog zaten, bleek het enigszins anders: Sara was wel op zoek, maar niet per se naar mij.'

De Roo: 'Toen Fikry de Arkprijs van het Vrije Woord won, had ik wel geopperd dat ik misschien met hem een stuk moest maken. Denis (Van Laeken, red.) heeft dat ter harte genomen.'

Was het belangrijk dat de schrijver ook moslim was?

De Roo: 'Ja en nee. Na de voorstelling The Marx Sisters over het feminisme eind negentiende eeuw in Europa vroeg ik me af hoe het vandaag gesteld is met de vrouw bij ons. Ik wou een moslima een toneeltekst laten schrijven over de positie van de vrouw in andere culturen. Het is iets anders geworden. Fikry heeft zich ingeleefd in een Vlaamse vrouw die verliefd wordt op een Vlaamse man van Marokkaanse origine.'

El Azzouzi: 'Toen ik besefte dat ze een vrouw zocht, heb ik haar vrouwelijke schrijvers doorgespeeld en succes gewenst, maar had ik er zelf geen zin meer in. Pas na een volgend gesprek weer wel. Het leek ons interessant om die twee werelden samen te brengen.'

De Roo: 'Om uit te zoeken of we wel zo anders zijn. Zolang je elkaar niet kent, kun je dat beeld naar hartenlust zelf invullen. Pas als je samen aan tafel zit, merk je dat het reuze meevalt met die verschillen. Al zijn ze er natuurlijk wel.'

Dat merkte u toen u een tekst kreeg waarin u zich niet kon vinden.

De Roo: ' Oh my god, nu begint het lastige stuk van het interview. Toen Fikry's tekst voor mij lag, vond ik dat er iets ontbrak. Eerlijk: ik zag er geen toneeltekst in. Dus zijn we precies daarover brieven beginnen schrijven. Die nu ook deel uitmaken van de voorstelling.'

El Azzouzi: 'Ik voelde dat Sara ermee worstelde, maar het wel zou spelen als het moest. Ik was wél erg tevreden over mijn tekst, maar wou niet dat een actrice mijn tekst speelde, als ze er niet echt achter stond. Daarom heb ik een conversatie per brief voorgesteld. Ik schreef die met veel humor. Wie dacht zij wel dat ze was om mijn tekst te weigeren? Al had ik in het begin niet door dat zij ook met humor reageerde.'

De Roo:(fel) 'Ha, gij zijt goed! De titel van je eerste mail was: “Ik ben niet kwaad”, waarna je een tirade afstak. Waarop ik vervolgens antwoordde dat ik ook niet kwaad was. Ons gesprek was soms heftig, maar de openheid en de goesting om verder te werken, bleven. Onze correspondentie is gedramatiseerd.'

El Azzouzi: 'Nu ben ik bijna blij dat je geweigerd hebt. Onze briefwisseling is interessanter dan mijn tekst.'

De Roo: 'Toch raakten die brieven door die uitvergroting voor mij na een tijd te gepolariseerd, te hard. Waardoor ik schreef: was dit project niet bedoeld om een brug te slaan in plaats van om elk op onze oever te kamperen met wolfijzers en schietgeweren?'

El Azzouzi: 'Ik had dat gevoel minder. Al stond ik wel te kijken toen je schreef dat je niet graag hebt dat ik je van islamofobie beschuldig.'

De Roo: 'Dat weet ik nog. Je wou stoppen met schrijven na uitspraken van een vriendin over de islam waar je het moeilijk mee had. Daarna haalde je argumenten aan die niet de mijne zijn.'

'Ik legde alleen een vraag op tafel over een merkwaardige kloof. Aan de ene kant de westerse wereld die zich afvraagt of transgenders een operatie moeten ondergaan voor ze officieel tot het andere geslacht behoren, aan de andere kant de islam waar de vrouw haar hoofd moet bedekken en de man niet. Wij denken al na over hoe je de geslachten kunt uitvegen, terwijl de islam net een onderscheid tussen man en vrouw wil maken in het openbaar. Als je die twee naast elkaar legt, valt het toch op hoe ver die twee werelden uit elkaar liggen?'

El Azzouzi: 'Als je mijn mening vraagt over religieuze symbolen: voor mij staat de identiteit van het individu voorop. Als een hoofddoek dragen deel uitmaakt van haar identiteit, als dát is wie zij is, moet je haar volledig vrij laten.'

Toch nog even terug naar de tekst. Waar worstelde u juist mee?

De Roo: 'Ik had last met de metafoor van de liefde.'

El Azzouzi: 'Ik zag de relatie als een brug tussen twee verschillende culturen.'

De Roo: 'Ik had behoefte aan een explicietere tekst - wat in de brieven wél zit. Die voorstelling over The Marx Sisters had de activiste in mij wakkergeschud. Ik was helemaal fan van Tussy Marx die voor duizenden mensen speechte in Hyde Park om te vechten voor de achturige werkdag. Ontzettend inspirerend.'

El Azzouzi: 'En misschien was ik zelf het activistische theater net wat beu.'

De Roo: 'Met The Marx Sisters heb ik een militant, uitgesproken politieke vorm van theater ontdekt waar ik toen echt aan toe was. Een tekst waarmee je je rechtstreeks tot je publiek richt en uitspreekt over de wereld. Dat is iets héél anders dan een liefdesverhaal over twee mensen die in de auto zitten en er heel lang over doen om elkaar voor de eerste keer te kussen. Ik kreeg de kloof tussen die twee vormen niet overbrugd.'

Misschien verwachtte u dat hij even scherp uit de hoek zou komen als in zijn vorige werk en in veel columns?

El Azzouzi: 'Ja, in Reizen jihad was ik wel heel expliciet en bewust provocerend. Als schrijver ben ik een andere mens. Dan geniet ik ervan om met humor te provoceren. Elke haatreactie op mijn columns zag ik als bevestiging dat ik goed bezig was. Misschien was ik daar wel op uitgekeken en had ik dus, volgens Sara, een brave tekst geschreven?'

De Roo: 'Ik herinner me hoe ik tijdens de voorstelling van Reizen jihad bij de monoloog van de cynische touroperator plots voelde hoe de spiegel zich naar mij keerde. Het besef dat wij westerlingen er allemaal praktijken op nahouden waar je niet trots op bent.'

El Azzouzi: 'De touroperator beschouwt zichzelf als een wereldverbeteraar die jihadi's overal heen brengt. Want die jihadisten zoeken in hun perverse logica ook een betere wereld. Als zijn winkel niet meer goed draait, roept hij op Gaza en andere conflictgebieden nog eens te bombarderen, want dat is goed voor zijn zaak.'

De Roo: 'Dat expliciete miste ik in deze tekst. Maar hoe meer we hier samen over nadenken, hoe meer ik besef dat je als kunstenaar niet moet oordelen. Wij hebben geen oplossing voor het diversiteitsprobleem. Wij kunnen alleen proberen een steen op te tillen en een ander licht te laten schijnen op wat eronder verscholen zit.'

blank eilandje

Als Sara De Roo even verdwijnt, vertelt Fikri El Azzouzi dat ze ook erg worstelde met de openingszin van zijn tekst: 'Ik geloof in God en dat Mohammed mijn Profeet is.' 'Als je die zin vanuit je hart uitspreekt, ben je moslim. Die islamitische geloofsbelijdenis uitspreken, vond ze erg moeilijk. Net zoals een gesluierde vrouw spelen gevoelig zou liggen.'

De Roo zwijgt even, als ik vraag of dat klopt. Ze haalt diep adem en knikt: 'Ja. Elke avond de islamitische geloofsbelijdenis afleggen terwijl je helemaal geen moslim bent? Natuurlijk worstelde ik daarmee. In toneel moet je alles kunnen zeggen - het is máár toneel - maar misschien wordt dat wel geïnterpreteerd als heiligschennis.'

'Ik vind het idee dat je je met één zin kunt inschrijven in een geloofsgemeenschap prachtig. Maar toch aarzel ik om die woorden uit te spreken. Dat ik me daarover zorgen maak, zegt vooral veel over het huidige klimaat. Ik weet niet hoe tolerant men in de moslimgemeenschap is voor toneel. Ik weet niet hoe naar acteren wordt gekeken.'

Dus uw aarzeling was angst?De Roo: 'Ja. Dat zegt nog maar eens hoe slecht we elkaar en elkaars gevoeligheden kennen.' El Azzouzi: 'Ik had daar vooraf niet bij stilgestaan. Mij leek het gewoon een goede openingszin.' Op welke vooroordelen zijn jullie bij jezelf gestoten?

De Roo: 'Op het heftigste moment heb ik me wel afgevraagd: verdomme, wie ben ik nu? En ben ik niet alles waar ik net tegen wil vechten? De blanke actrice die de tekst van een allochtone schrijver afwijst? Straks kan ik niet meer buitenkomen. Tegelijk vond ik in Fikry's werk een menselijkheid die mij ontzettend aanspreekt: “Wij zijn niet anders, hoor. Wij proberen ook maar.”'

El Azzouzi: 'Ik vond Sara wel heel kritisch, maar het was ook prettig om over een weerwoord na te denken.'

Verliep dit creatieproces vooral moeizaam vanwege het anders zijn?

De Roo: 'Dat is dé ultieme vraag natuurlijk.'

El Azzouzi: 'Het was harder werken. Jij was heel streng, maar vooral omdat je een goede tekst wou. Al zuchtte ik soms wel eens...'

De Roo:(lacht) '... wat schrijft ze nú weer? Ik ben vooral erg blij dat ik Fikry heb leren kennen. Dat ik nu een link heb. Ik begon me echt zorgen te maken. Op de duur word je toch een soort blank eilandje in een zee vol kleur.'

Hoe divers is jullie eigen vriendenkring?

De Roo: 'Ik leef en werk met weinig moslims samen. Mijn kinderen zie ik wél opgroeien in een totaal andere wereld. Zo is dit idee ook ontstaan. Hun lagere school was zeer gemengd, met meer dan de helft kinderen van een andere afkomst. Het is nog steeds geen gewonnen zaak. Ze kennen elkaar, zitten samen op school, werken samen aan projecten, maar crossculturele vriendschapsbanden blijven toch nog dun gezaaid.'

El Azzouzi: 'In mijn brede kennissenkring zitten Vlamingen, maar mijn echte vrienden zijn allemaal Marokkanen. En een Vlaming die in dezelfde wijk is opgegroeid, zich meer thuis voelde bij ons en intussen zélf een halve Marokkaan is. Dan heb ik nog één Vlaams-Zuid- Afrikaanse vriend maar daarvan denkt ook iedereen dat het een Marokkaan is.' (lacht)

De Roo: 'Ik hoorde vorige week van een Marokkaans jongetje dat hij van zijn vrienden kritiek kreeg dat hij te veel met Vlaamse jongetjes speelde. Ik hoop dat dat een uitzondering is, maar dat zijn toch heftige evoluties.'

El Azzouzi: 'Het zijn ook kindjes, hé.'

Breinwetenschapper Gary Lynch noemde het ooit ongelooflijk dat we zelfs in staat zijn om te communiceren. Van kinds af bouw je taal op aan de hand van categorieën die gekleurd worden door je eigen ervaringen. Hebben jullie gemerkt dat abstracte begrippen andere betekenissen hebben door jullie verschillende achtergrond?

De Roo:(denkt na) 'Misschien onrechtstreeks wel. Ik heb beseft dat je toch ook je eigen besognes van dat moment en je eigen geschiedenis meebrengt in een creatief proces. Mijn feministische “ik” van The Marx Sisters bepaalde mee mijn kijk. Ik vroeg Fikry wel om een tekst te schrijven, maar eigenlijk liet ik hem niet vrij. Mijn geest was niet zo open als ik vooraf wel dacht.'

El Azzouzi: 'Soms had ik de indruk dat bepaalde uitspraken anders werden geïnterpreteerd. Als we boeken van islamitische denkers zoals Gesluierde vrijheid van Naema Tahir bespraken, kreeg ik soms het gevoel dat ik de moslim was die de islam sowieso verdedigde en zij ook verwachtte dat ik dat deed.'

De Roo: 'Ik begrijp ongeveer wat je bedoelt. Ondanks het zeer grote vertrouwen tussen ons voelde ik soms ook een drempel die het moeilijk maakte om erover te spreken. Mijn parcours is vrij klassiek in Vlaanderen: gedoopt, naar een katholieke school gegaan, mijn eigen kinderen vooral niet naar een katholieke school willen sturen en onderweg alle rituelen verloren. Wij hebben ons losgescheurd van dat religieuze juk en beschouwen de seculiere samenleving en ontzuiling als een verwezenlijking en vooruitgang. Als die generaties plots geconfronteerd worden met mensen die in het straatbeeld symbolen dragen van alles waar wij ons tegen hebben verzet, is dat heel heftig. Zulke elementen kwamen soms plots in het gesprek tussen mij en Fikry liggen. Of spreek ik in raadsels?'

El Azzouzi: 'Zeker niet. Maar een van de grote principes van de Verlichting is toch dat je mag zijn wie je bent? Je mag anders zijn, moslim zijn, je bent vrij om te doen wat je wilt.'

De Roo: 'Maar als iemand soms een hoofddoek draagt vanwege de sociale druk, spreek je jezelf toch tegen?'

El Azzouzi: 'Sociale druk is niet oké, maar ik geloof dat de meerderheid het uit overtuiging doet.'

Hoe belangrijk was humor om jullie verschillen te overbruggen?

De Roo: 'Ik begreep zijn humor niet. Soms vond ik het ook gewoon geen goede grap. Maar onze brieven bulken van de humor. We vergroten onszelf uit, waardoor we onszelf, de ander en de hele context kunnen relativeren.'

El Azzouzi: 'Wat vond je van mijn moslimgrap? Wat moet je eerst doen als je tegen een moslim een grap vertelt?'

De Roo:(begint te lachen) 'Achteromkijken. Ja, die vind ik goed. Humor kan zeker een hulp zijn om taboes, angsten en demonen te verdrijven.'

El Azzouzi: 'Al vind ik soms dat humoristen onder het mom van vrije meningsuiting gewoon racistisch of seksistisch zijn. (kijkt even opzij) En als ik een grap over een vrouw maak...'

De Roo: '...moet die wel écht goed zijn, ja.'El Azzouzi: 'En als ik er een tweede of een derde maak, zal Sara er wel op wijzen dat het stilaan genoeg is.'

De Roo: 'Dosering is belangrijk. Ik kan me storen aan bepaalde tv-programma's waarin grappige mensen consequent seksistische of racistische moppen maken. Als je blijft hameren op verschillen, ondergeschiktheid of vooroordelen, wordt dat op den duur een bevestiging. Dat vind ik kwalijk.'

Welk gevoel blijft hangen: we hebben elkaar gevonden of het was toch erg moeilijk?

De Roo: 'Beide. Door die obstakels is het vertrouwen alleen maar gegroeid. We hebben elkaar echt goed leren kennen.'

EL Azzouzi: 'We hebben bewust niet de snelste weg gekozen.'

De Roo: 'Je mag bij een artistiek proces nooit rechtstreeks van A naar B stappen. Anders weet het publiek nog voor je vertrekt al waar je heen gaat. De omweg maakt het net boeiend.'

El Azzouzi: 'We hebben veel zijwegen bewandeld.'De Roo: 'In het begin wou je schrijven over een Vlaamse bekeerlinge.'

El Azzouzi: 'En wat later zag ik dat niet meer zitten.'

De Roo: 'Mij leek het wel een hip en uitdagend idee. Al vroeg ik me af of mensen het wel zouden geloven. Zie je mij al met een hoofddoek op de scène staan? Het mag geen circus worden. Mensen moeten toch even twijfelen of het wel toneel is. Of het niet wáár is? Een monoloog over een bekeerlinge geloofwaardig brengen leek mij wel een stevige opdracht.'

El Azzouzi: 'Ik wou haar zelfs met een hoofddoek laten rondwandelen op straat. Om te voelen hoe het is.'De Roo: (lacht) 'Jij had dat plan, ik niet hoor. Ik heb het niet meteen afgeschoten, maar toch nooit in mijn agenda geschreven.'

Niemand om je te redden

Ze heeft nog geen einde voor haar tekst. Op 14 juni speelt ze al, maar ze blijft schaven. Het zal twintig jaar geleden zijn dat zenog eens een monoloog speelde. 'Toen heb ik gezworen: nooit meer. Omdat het zo confronterend is. Je wordt volledig op jezelf teruggeworpen. Er is niemand om je te redden als het niet lukt, en niemand met wie je kunt vieren als het lukt. Maar blijkbaar was de nood weer hoog.'

'Deze voorstelling heet Alleen en dat is het ook. Alle keuzes heb ik alleen gemaakt. Zo ontdek je ook wel wie je zelf bent, dat proces is al 25 jaar bezig...'

En door een confrontatie met iemand écht anders als Fikry kon u daar nog verder in gaan?

De Roo: 'Ja. Al klinkt dat nu bijna alsof ik Fikry gebruikt heb om mezelf te worden. (lacht) Nee, ik was vooral gefascineerd om die brug over te steken. Maar die verschillen kristalliseren je eigen identiteit wel uit. Door je te verhouden tot anderen, ontdek je altijd beter wie je zelf bent.'

Zouden jullie nog opnieuw samenwerken?

De Roo: 'Misschien moeten we eerst afwachten of we nog wel subsidies krijgen, of er nog iets te maken valt. Dat dossier heeft dit hele proces toch ook doorkruist. Nu, ik heb nog heel veel plannen. Fikry kan daar zeker in opduiken. Ik heb me lang afgevraagd of ik niet paternalistisch was door kritiek te hebben op Fikry's tekst. Nu denk ik dat ik het was geweest als ik die kritiek niet had uitgesproken. Je moet de ander in zijn recht laten, maar ook zelf in je recht blijven.'

El Azzouzi: 'Ik voel het meteen als iemand hypocriet is. Dat heb ik bij Sara nooit gevoeld. We stonden nooit met getrokken messen tegenover elkaar, we hebben gediscussieerd als gelijken, zonder taboes. Sara schoof de tekst niet opzij, ze worstelde ermee. Een liefdesverhaal was “oké”, maar eigenlijk wilde ze in het begin iets anders vertellen.'

De Roo: 'Misschien is dat het grootste vooroordeel waar ik tegenaan ben gelopen. Dat ik dacht dat ik iemand carte blanche gaf -ik speel wel wat gij schrijft - maar als puntje bij paaltje komt, merk ik dat ik het niet kan. Het was een beetje alsof ik hem uitnodigde voor een feestje, maar wel wou beslissen waar hij ging zitten, wanneer en wat hij dronk en met wie hij zou dansen. Misschien moet ik voortaan gewoon wat minder luid roepen?'

Een dag later spreekt Sara De Roo nog een bericht in. 'Jammer dat we het niet over spiritualiteit hebben gehad. Nadenken over wat er niet is, over wat je niet kunt uitrekenen. Ook daarom wou ik naar de andere kant oversteken. Om te weten hoe hij dat doet.'

 

 

Source: http://www.standaard.be/cnt/dmf20160602_02...

Villa Voortman

Villa Voortman, rooms with a view voor uitzichtlozen

'Vooruitgaan, achteruit of surplacen, hier is alles oké'

Wie verslaafd is én psychische problemen heeft, kan haast nergens heen. Vaak wacht alleen de straat. Psycholoog Dirk Bryssinck kon dat vijf jaar geleden niet meer aanzien. In Villa Voortman in Gent bieden hij en zijn team weer uitzicht aan wie dat kwijt was. ‘Hier mogen ze zichzelf zijn. De rest komt daarna wel. Of niet.’

Door Nathalie Carpentier - verschenen in DS Weekblad juni 2016

 

'Welkom!' Boven aan de brede traphal in wat ooit een majestueuze villa moet zijn geweest, wacht Natacha ons op. Ze spreidt haar armen en gooit haar hoofd licht theatraal in haar nek. ‘Ik ben the voice van Villa Voortman!’ Als de deurbel snerpend blijft hangen, roept ze naar beneden: ‘En! Stop! Met! Bellen!’

Ze geeft een zakelijke handdruk. ‘Ik ben de woordvoerster. Ze zijn nog even in mee- ting’, waarna ze smakelijk begint te lachen. ‘Ook van Antwerpen? De Kielse rat-ten! Ik ben geadopteerd. Ik kom hier al vijf jaar en Villa Voortman is de max!’ Waarop ze even onverwachts verdwijnt als ze is verschenen.

‘Natacha is een van onze vaste bezoekers’, glimlacht psycholoog Dirk Bryssinck. Vijf jaar geleden richtte hij Villa Voortman op, een laagdrempelige ontmoetingsplek voor mensen met een verslaving én psychiatrische problemen, vaak psychoses. Bryssinck werkte toen nog in het psychiatrisch centrum in Sleidinge, maar kon niet langer aanzien hoe patiënten met een dubbeldiagnose steeds meer uit de boot vielen. Hoe ze vaker wel dan niet op straat belandden.

‘In de psychiatrie werden ze buitenge- gooid omdat ze te verslaafd waren, in de verslavingszorg omdat hun psychose te ernstig was. Terwijl ze vaak drugs gebruiken als een vorm van zelfmedicatie, om de psychische pijn te verlichten. Ze vertonen moeilijk gedrag, maar er bestaan ook weinig zorgprogramma’s voor hen. Eenmaal opgenomen, beginnen ze vaak toch weer te gebruiken en belanden ze op een zwarte lijst, waardoor ze na een tijd in geen enkele psychiatrische instelling meer terechtkunnen.’

‘Daarom heb ik mijn directeur in Sleidinge gevraagd of ik zélf geen ontmoetings- plek voor hen mocht creëren. Waar ze zonder voorwaarden, zonder verplichtingen, gastvrij worden verwelkomd, in het hart van de moeilijke buurten in Gent. Hij ging akkoord. Zo ontstond Villa Voortman.’

DE KLEINE PRINS

Vandaag lijkt het in de ruime, kleurrijke maar onderkomen woning de zoete inval.

Dirk kan geen halve zin zeggen of hij wordt bevraagd. ‘Mag ik eens bellen?’ Geoffrey, een jonge kraker, sloft, een slaapzak over zijn schouder, de kamer binnen en reikt zonder echt een antwoord af te wachten naar de gsm op tafel. Ronny komt nerveus melden dat ze hem weer hebben bedreigd. Een kalende man met een hoed steekt zijn hoofd om de hoek. Hij kijkt rond, bolt zijn wangen, blaast ze zuchtend leeg, draait even met zijn ogen en vertrekt weer. Geoffrey keert na vijf minuten terug met de dringende mededeling dat hij pampers heeft gevon- den op straat.

Bij elke vraag reageert Dirk Bryssinck even rustig. Bellen naar de huisarts? Hier is een telefoon. Dringend naar het OCMW? Straks zal iemand meegaan. Kan een dakloze vriendin blijven? Morgen mag ze komen voor een intakegesprek. En als de deurbel voor de tigste keer blijft hangen, antwoordt Dirk voor de even zoveelste keer zacht: ‘Als je er even op klopt, stopt het.’

‘Ze zeggen altijd dat mannen niet kun- nen multitasken, hier moet je wel’, lacht hij. ‘Wie verslaafd is, zoekt instant bevrediging. Ze verwachten altijd hier en nu een antwoord. Het is kwestie van rustig te blijven, een dik vel te kweken en niets persoonlijk te nemen.’

Dirk verduidelijkt zijn visie graag met de passage van de vos uit het verhaal van De kleine prins. ‘De prins wil graag spelen, maar de vos waarschuwt om niet dichterbij te komen. Hij is wild, moet eerst getemd worden. Als de kleine prins elke dag wat dichterbij zou komen en praten, kunnen ze langzaam een band opbouwen. Dan zal de vos op een dag uit de struiken springen en met hem spelen.’

‘Zo willen wij ook bij onze bezoekers een verlangen creëren waardoor ze weer mens worden. Soms komen ze hier verward toe, verwilderd door het leven op straat. Soms willen ze niet praten, omdat ze dertig stemmen horen in hun hoofd. Wij proberen hen langzaam uit het struikgewas te halen, weer een band met hen op te bouwen. Zodat ze mensen weer leren vertrouwen.’

Dat gebeurt à fur et à mesure. ‘Sommigen zoeken gewoon wat rust, anderen hulp bij papierwerk of een goed gesprek. Hier mogen ze zichzelf zijn. Wij bieden een anker- punt, een warme plek waar ze niet veroordeeld worden. De rest komt daarna wel. Of niet. En dat is ook oké.’

 

De bezoekers van Villa Voortman passen niet meer in het systeem van een psychiatrisch ziekenhuis, zegt Dirk. ‘Daar moeten ze op afspraak hun hart uitstorten, om8 uur opstaan of clean blijven. Tel daarbij dat de psychiatrie ook steeds meer een bedrijf wordt dat resultaten moet halen. De psychiatrische bedden worden afgebouwd omdat patiënten meer deel moeten uitmaken van de samenleving, maar óók omdat ze te duur zijn. De vermaatschappelijking van de zorg klinkt goed, maar dan moet je wél voldoende alternatieven voorzien. Anders belandt die miserie gewoon op straat.’

In de Villa zie je niet meteen wie bege- leider is en wie bezoeker. Ze willen er een wij-zij-cultuur vermijden. Als ik in de traphal een blonde jongen met een knalgele hoofdtelefoon een doos zie versleuren, denk ik dat hij een vrijwilliger is. Tot atelierbege- leider Sven de jongen vraagt of hij een van zijn mooie gedichten wil voordragen. Met een luide, schrille lach begint hij in schriftjes naar teksten te zoeken, ondertussen honderduit pratend. ‘Dit doet wel meer pijn. De gedachten. Iedereen wil op mijn gezicht slaan. Ik had net twee doodgereden kippen begraven, omdat ik niet wou dat kinderen die darmen zagen. Toen ik mijn konijn worteltjes wou geven, lagen die daar nog. Met hun darmen eruit getrokken. Dat gaat voor mij te ver. En daarna nog die hond met zijn afgebeten staart.’

‘Ah hier’, haalt hij plots met een verrukt gezicht het juiste gedicht uit de stapel losse papieren. Ineens is hij een en al aandacht, hij buigt zich over zijn tekst en begint met een nasale radiostem voor te lezen. ‘(...) Doorheen de bloesems waar je telkens weer om weent. Blaast de wind. (...)’

Zo pent hij tientallen gedichten per dag neer. Waarom schrijft hij? ‘Om iets moois af te geven. Om niet dezelfde fouten te maken’, vertelt hij tegen de muren. Hij lacht nerveus. ‘Dat ze niet allemaal denken dat het cholera is, maar gewoon uw hart dat geraakt was. Misschien was ik wel een zonnekind dat graag bij de maan zat.’ Plots slaat hij zijn schriftje dicht. ‘Goed, nu ga ik een sigaret roken.’ En weg is hij.

TE STRENGE REGELS

De nood aan goede opvang en zorg voor verslaafden met ernstige psychische proble- men is groot, zegt ook professor Geert Dom, expert ter zake van de Universiteit Antwerpen. Op basis van internationale epi- demiologische studies schat hij dat ons land minimum 17.500 patiënten met een dub- beldiagnose (alcohol-drugsverslaving en een psychotische stoornis) telt, een aantal dat vermoedelijk stijgt. Dom kaartte de gebrekkige zorg al in 1999 aan in een boek, de pijnpunten blijven na vijftien jaar dezelfde. ‘Centra die zowel verslavings- als psychiatri- sche zorg integreren, blijven zeldzaam. Als patiënten wél worden opgenomen, zijn zij vaak de eersten die worden ontslagen. De regels in de psychiatrie zijn vaak te streng voor hen. Bij een verslaafde die opnieuw drugs gebruikt, wordt de behandeling stopgezet omdat de patiënt niet gemotiveerd zou zijn. Maar het is net eigen aan die groep dat ze hervallen. Je moet bij hen toleranter zijn voor drugsgebruik en tóch zorg blijven geven.’

‘Dat bewustzijn groeit wel en meer zie- kenhuizen stellen zich ervoor open, maar het evolueert tergend traag. Bovendien wil de overheid de residentiële zorg afbouwen en opvangen met mobiele teams, maar de voorziene capaciteit en de personeelsbezet- ting zijn véél te laag. Ook staan niet alle mobiele teams te springen om die complexe groep patiënten ambulant te helpen, of hebben ze niet de nodige expertise. Het gevolg is dat patiënten vandaag nog te vaak van het ene naar het andere centrum worden gestuurd en van de ene crisis in de andere belanden.’

‘In Nederland hoor je dat de afbouw van psychiatrische bedden mogelijk tot een ver- hoogd aantal zelfmoorden leidt, omdat je een kwetsbare groep mensen vraagt in moeilijke omstandigheden te overleven. Ik vrees hetzelfde bij ons, al kan ik dat niet met harde data staven. Niet omdat het probleem niet bestaat, maar omdat het niet systematisch wordt gemeten. Ik heb weet van pati- enten op wachtlijsten die even voor opname overleden bleken, zonder dat een mobiel zorgteam betrokken was.’

De situatie van dit soort verslaafden is erg precair. ‘Ze lopen een verhoogd risico op zelfmoord, lichamelijke complicaties zo- als hiv of hepatitis C, maar ze kunnen ook crimineel gedrag ontwikkelen om aan drugs te raken. Door gedragsproblemen komen ze vaak in conflict met anderen, waardoor ze hun werk verliezen en moeilijk een woonst kunnen houden en dus op straat belanden.’

LABELS LOSLATEN

Op straat geldt het recht van de sterkste, in Villa Voortman zijn twee regels heilig: geen geweld en geen gebruik. Dat veroorzaakt soms conflicten, zoals vandaag wanneer een nieuwe bezoeker in de woonkamer een joint opsteekt. De groep begint te morren. ‘Maar hier wordt toch gerookt’, wijst de man naar de tafel met overvolle asbakken. ‘Ja, maar joints en andere drugs kunnen niet. Als je wilt gebruiken, doe je dat thuis of buiten.’

Dirk: ‘Het lukt behoorlijk om die regels te handhaven. Af en toe zijn er conflicten, maar het huis is groot genoeg om je even terug te trekken, als de spanning oploopt. Omdat wij hén met respect behandelen, doen zij dat ook. In de psychiatrie zaten we vaak uren achter glas te vergaderen over patiënten. Als je alleen op gezette tijden mét hen praat, maar wel uren óver hen, voed je de paranoia toch alleen maar? Hier doen we dat niet, we betrekken hen zo veel mogelijk, waardoor Villa Voortman ook hún project is. Ze houden zich aan de regels, omdat ze deze plek niet kwijt willen.’

Het valt op hoe hartelijk de bezoekers met elkaar omgaan. Als een Turkse man binnenkomt, geeft hij Dirk en de anderen een kus. Dirk: ‘Pol, onze oudste bewoner, is daarmee begonnen. Intussen is het een gewoonte. Soms zegt iemand: ik weet dat ik niet fris ruik, maar ik ben toch blij dat ik een kus krijg.’

De Turkse man is net vrij uit de gevangenis. ‘Ik woon al een week in een huis, maar heb nog geen matras.’ Hij glipt snel weg naar de keuken, waar hij helpt koken voor de hele groep. ‘Ali is een uitstekende kok’, kijkt Dirk hem na. ‘We richten ons op hun kracht en hun schoonheid. We laten ook zo veel mogelijk labels los. Wat zegt paranoia, schizofrenie of manisch depressieve psycho- se over iemand? We vertrekken niet van hun tekorten, maar van hun talenten. Daarom kunnen ze hier muziek maken, schilderen, theater spelen, schrijven of creëren wat ze willen.’

Om die activiteiten een duurzame basis te geven en het voortbestaan van de Villa mee te verzekeren – ze moeten binnenkort naar een ander pand – richtte een groep Gentenaars dit jaar de vzw Vrienden van Villa Voortman op. Robert De Croock, de voorzitter van de vzw en de vroegere direc- teur van Sidmar, hielp voor het vijfjarig bestaan een mooi boek uitbrengen. Hij raakte betrokken nadat hij een naaste had verloren met een dubbeldiagnose. ‘Je kunt redeneren dat het hun eigen schuld is, of je kunt mededogen tonen. Dan kies ik voor het laatste.’

THE BEST OF TWO EVILS

Therapie geven ze niet in Villa Voortman, of zo wordt het toch niet benoemd. ‘Soms kunnen we iemand weer aan het werk krijgen of verhinderen dat hij afglijdt naar dakloosheid’, zegt Dirk. ‘Maar van de meeste bezoekers kunnen we geen brave burgers meer maken. Ze hebben een te zwaar leven achter de rug.’

‘We proberen vooral te destigmatiseren, ervoor te zorgen dat ze weer verbinding maken met de samenleving waaruit ze werden buitengesloten. We proberen hun levenskwaliteit weer beter te maken – elk van hen vult dat anders in.’‘De meesten hebben een psychotische basisstructuur’, zegt vrijwilligster en psychologe Marleen. ‘Ze zijn zeer wantrouwig of megalomaan. Als iemand die eerst op twee meter afstand blijft, na een tijd met plezier een kus op de wang aanvaardt als begroeting, weet je dat je veel hebt bereikt.’

Mileen: ‘Ons engagement stopt niet hier. Onlangs ontmoette ik een bezoeker op straat. Hij was er slecht aan toe, maar ik begroette hem daar even hartelijk als hier. Ik spoorde hem aan om terug naar de Villa te komen, het was zo lang geleden. Vandaag stond hij hier weer. Dankbaar voor mijn aanmoediging.’

Marleen: ‘Ik kom zonder plan. Ik verwacht geen resultaten. Of ze nu vooruitgaan, achteruit of surplacen, het is oké. Al gebeurt het dat wij hen wél al aanvaarden zoals ze zijn, maar zij zichzelf nog niet.’

Ook Piet worstelt nog met zijn situatie. Met zijn zwarte bril, zachte beige trui en bijpassende broek en tas ziet hij eruit als een filosoof. Hij heeft nog een thuis, maar verblijft tijdelijk in het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain. Een zware psychose maakte werken na vijftien jaar onmogelijk – en dat blijft hij missen. ‘Het verleden haalde mij in. Ik heb geen prettige kindertijd gehad.’ Hij werd al drie keer gecolloqueerd. ‘Sinds de laatste keer probeer ik mijn psychoses te analyseren. Het is de enige manier om ze te vermijden. Een psychose is zéér destructief. Je bent hypergevoelig. Je leeft in een heel extreme wereld waarin elk teken van gevaar uitvergroot is. Elk woord, elk gebaar kan op een complot wijzen.’

‘Ik was er heilig van overtuigd dat ik afgeluisterd werd. Ik dacht dat het op tv voortdurend over míj ging. In een psychose keer je je hele wereld binnenstebuiten. Van je vrienden maak je vijanden. Eerst ben je doodsbang en na de angst komt de boosheid.’ Het heeft Piet veel vrienden gekost. En – dat is zijn grootste verdriet – ook zijn dochter. ‘Ik heb haar voor de helft opgevoed, nu mag ik haar alleen nog af en toe zien.’

Zijn gedichten, zijn drumsessies en het poëzie- en filosofietheater dat hij geeft in de Villa, houden hem recht. ‘Iedereen heeft goede, dagelijkse interactie met mensen no- dig.’ Piet heeft de drank afgezworen, de cannabis nog niet. ‘Het is the best of two evils. Anders ben ik permanent prikkelbaar en boos, dat is niet leefbaar.’ Hij blijft vechten, met vallen en opstaan. ‘Al die lege uren zijn een foltering voor mij. Het liefst van al zou ik mij weer nuttig voelen.’

ELKE DAG EEN KAARSJE

Aan de netjes afgeruimde keukentafel rolt Eli een sigaret. ‘Zou je dát daar van mijn tafel willen halen, voor ik begin te flippen’, wijst Edith, hoorbaar geïrriteerd, naar Eli’s pakje roltabak. De eetkamer beschouwt ze als haar terrein. Met een boze blik diept ze enkele proppen zilverpapier op uit haar caddy. Ze vouwt ze één voor één open, schudt de krui- mels uit het raam en strijkt elk zilverpapiertje glad om ze daarna weer in haar caddy te stoppen.

Eli windt zich niet op, maar veegt zijn tabak bij elkaar, glimlacht naar Edith en maakt zich ervan af met een grapje. Hij voelt zich goed in zijn vel, voor het eerst sinds lang. ‘Ik heb een erg zware jeugd gehad, verloor al mijn zelfvertrouwen als puber, dronk en vluchtte in de coke, heroïne, speed, alles. Nu weet ik dat mijn verleden geen excuus mag zijn om die verslaving te onderhouden. Drank lost niets op. Integendeel.’

Hij is al bijna twee jaar nuchter, maar beseft hoe broos het is. ‘Dirk heeft mijn leven gered. Door met mij te praten. Ik had nooit gedacht dat zoiets kon helpen. Een goede psycholoog laat je inzien waar je op afstevent, maar ook dat je kunt kiezen om links of rechts af te slaan. Shit krijg je voor niets in het leven, geluk moet je zélf maken. Je moet je verleden meenemen als een bibliotheek. Je moet eruit leren en er af en toe eens een boek uit nemen, maar je moet niet altijd je hele bibliotheek meeslepen. Dat gaat niet, dan val je om. Aanvaard wie je bent.’

Dus accepteert Eli dat hij geen werk heeft en wellicht nooit meer zal vinden, dat hij het niet redt zonder medicatie, dat hij veel verloren is. ‘Mijn zus heeft me geleerd sterk te zijn. Ze is na een lijdensweg van meer dan tien jaar overleden aan een hersentumor. Als ik nu sta af te wassen, denk ik aan haar. Zij wou zo graag nog afwassen, maar kon het niet meer. Ik besef dat alles beter kan, maar ook slechter. Véél slechter.’

‘Mijn leven is een hel geweest. Ik ben er zelf uit gekropen, maar had het nooit alleen gekund.’ En dan zegt de breedst geschouderde van allemaal, met zijn tattoos en bijna kaalgeschoren hoofd: ‘Ik steek elke dag een kaarsje aan, voor wie mij geholpen heeft en helpt.’

‘Buiten word je beoordeeld op je uiterlijk, hier mag je zijn wie je bent. Gekwetst maar vaak koekezacht’

‘Veel mannen ogen misschien stoer, maar je moet hier van niemand bang zijn. Ik kén dat wereldje. Mijn moeder heeft me ooit een foto getoond van toen ik zwaar aan de coke zat. Mijn ogen bloeddoorlopen, ik leek net een duivel. Vreselijk. Ik heb haar gesmeekt om die weg te gooien.’

‘Buiten word je beoordeeld op je uiterlijk, op je statuut, hier mag je zijn wie je bent. Als je veel van die mannen in de ogen kijkt, zie je hoe ze zich diep van binnen voelen: gekwetst maar koekezacht. Ze hebben vooral te veel meegemaakt.’

Sommigen voelen zich ‘een slak waar een kilo zout boven hangt’, zoals Tristan, een van hen, het ooit wondermooi ver- woordde in het tv-programma Radio Gaga. Na een bezoek aan Villa Voortman, denk je: trap ze alsjeblief niet plat, gun ze beschutting in dit slakkenhuisje.

STREETLIFE

Het is halfvijf. Dirk maant iedereen aan te vertrekken. Elke avond moet hij van zijn hart een steen maken en ze weer aan de buitenwereld overlaten.

Voor de trap houdt Natacha mij staande. The voice van de villa die dakloos werd en onderweg zichzelf verloor, wil nog voor me zingen. Zodra de recorder loopt, gaat ze voor me staan, recht ze haar schouders en kijkt ze trots in mijn ogen. Als ze een lied van Randy Crawford met een verrassend mooie soulstem aanheft, verstommen de laatste geluiden in het bijna verlaten ge- bouw.

‘I play the streetlife, because there is no place where I can go

Streetlife, it is the only life I know (...)Streetlife, you can run away from time Streetlife for a nickel or a dime Streetlife but you better not get old Streetlife or you’re gonna feel the cold’

Het boek over Villa Voortman is daar ter plaatsete koop: villa.voortman@pcgs.be, 0471/90.54.99, of in de betere boekhandel.